Stel je voor dat we allemaal in een roeibootje zitten op een grote oceaan. Als je vanuit je bootje om je heen kijkt zie je andere mensen in andere bootjes. Je hebt vier opties.
Je kunt ervoor kiezen om iemand anders in een ander bootje op te zoeken, je vastmaken aan zijn of haar bootje en de ander impliciet of expliciet vragen voor anker te gaan. De ander ligt dan vast en je kunt misschien voorzichtig een klein beetje om hem of haar heen dobberen, afhankelijk van de lengte van het touw dat jullie verbindt. Jullie verleren beide het varen.
Een variant op deze mogelijkheid is je bootje vast te binden aan het andere bootje en erop te vertrouwen dat de ander vanaf dat moment de juiste koers vaart. Je hoeft alleen te volgen. Je loopt het risico dat je op een moment toch een andere kant op wilt maar dat je het alleen varen bent verleerd.
Je kunt er ook voor kiezen je eigen bootje achter te laten en bij iemand anders in te stappen. Je eigen bootje dobbert zonder opvarende weg, je kunt niet meer terug naar je eigen bootje. Als een van jullie weg wil heb je nog twee keuzes, overstappen op het bootje van iemand anders met wie je vanaf dat moment een bootje deelt, of overboord springen en opzoek naar een nieuw leeg bootje.
Je laatste optie is iemand anders in een ander bootje op te zoeken maar je bootje niet achter te laten of vast te binden aan het andere bootje. In plaats daarvan dobberen jullie naast elkaar, allebei in je eigen bootje en met je eigen stuur in handen. Elk moment dat jullie naast elkaar liggen ontstaat omdat jullie onafhankelijk van elkaar en in vrijheid ervoor kiezen om samen te varen.